Een Nieuw Boek!


Het is geen toeval dat ik u dit boek wil aanbieden aan de vooravond van een grote omwenteling in het bestaan van onze planeet. De vraag, hoe om te gaan met veranderingen in klimaat, landbouw, volkshuisvesting, energie, vergrijzing, en zorg brandt op ieders lippen. In de ruimtelijke inrichting van onze leefomgeving komen urgente vragen van onze tijd bij elkaar. De kracht en dynamiek die daarmee gepaard gaat, impliceert een volstrekt nieuwe vorm van ruimtelijke planning. De leefomgeving moet verbeteren door onze steden en landschappen te verduurzamen. Het succes daarvan bepaalt in grote mate de kwaliteit van leven.

Deze bundel met columns die Eugène Franken de afgelopen drie jaar schreef voor Innovation Origins- een onafhankelijk journalistiek platform dat zich richt op innovatie – neemt de lezer mee op een zwerftocht naar  de toekomst van de stedelijke ontwikkeling. Met een optimistische kijk op wat steden zijn en hoe zij functioneren. Waarom is binnenstedelijke groei zo belangrijk, met name in het dichtbevolkte Nederland.

ir. Eugène Franken is architect en voorzitter van EHVXL – Kennis- en communicatieplatform voor stedelijke ontwikkeling in de regio Eindhoven. Hij schreef eerder Showing of(f) Eindhoven: Een snapshot van alle toonaangevende iconische en vernieuwende bouwprojecten.

Wil je een exemplaar? Het boek is te koop bij Boekhandel Van Piere of stuur een mailtje naar info@eugenefranken.nl , prijs €23,75

Oplossing voor betaalbaar wonen heeft overheid zelf in handen

Hieronder de lange versie van mijn artikel in het FD

In tien jaar 1 miljoen woningen bouwen om het woningtekort op te lossen, dat gaat wel lukken. De markt werkt desgevraagd graag mee aan het oplossen van een maatschappelijk probleem. Ze presenteert daarvoor zoals we inmiddels weten uiteraard wel de rekening. Ook wordt het het Rijk gevraagd vele miljarden mee te betalen. En dat terwijl niet zozeer het aantal woningen maar vooral de betaalbaarheid ervan de crux is. En daar vormt de markt juist het probleem.

Het kan ook anders. Inzichten uit het buitenland staan op gespannen voet met de wijze waarop de unieke Nederlandse ruimtelijke ontwikkelingspraktijk functioneert. 

80% van de Singaporezen woont betaalbaar in een sociaal programma van de overheid, waarbij ook op grote schaal woningen voor de middenklasse worden gebouwd. Van die 80% is maar liefst  90% ook eigenaar van hun woning. Hun overheid zorgt daarvoor door de Housing and Development Board in staat te stellen die woningen te ontwikkelen, bouwen en onderhouden. De overgrote meerderheid van de Singaporezen is tevreden over hun woonsituatie.

Iedereen weet dat op het moment dat je een bestemmingsplan wijzigt dat de betreffende grond door de plotsklaps ontstane rechten ineens veel meer waard wordt. Iedereen weet ook dat alleen de overheid deze regels kan vaststellen. De overheid heeft dus initieel heel veel macht. Ook de macht om rechten te beprijzen. Of grond van speculanten te onteigenen. Het gaat erom deze rechten ten nutte van de gemeenschap te laten werken, ook en met name op de lange termijn. 

Is dat een nieuw model? In Hongkong doen ze het al 40 jaar. Daar levert de overheid ontwikkelingsrechten op grondposities niet direct aan ontwikkelaars maar bijvoorbeeld aan de Hong Kong Metro Company. Het metrobedrijf bouwt in ruil voor deze grondrechten een metro. Die metrolijn kost de overheid dus geen cent. Het metrobedrijf zoekt een ontwikkelaar en samen ontwikkelen ze de plots. Een deel van de winst die daarbij gemaakt wordt gaat naar het metrobedrijf om de lijn te kunnen bouwen. Hong Kong genereert op deze wijze al jaren een aanzienlijk positief rendement. 

Ook Nederland zou met een Rijkswoningbedrijf zelf vastgoed tot ontwikkeling kunnen (laten) brengen en de schaarste aan betaalbare woningen in samenhang met andere opgaven oplossen. Gebaseerd op lange termijn waarden. En dus zelf het eigendomsrecht behouden. Er zijn geen regels die dat in de weg staan. Locaties, zijn er voldoende. Het gaat er slechts om locaties uit te kiezen met de meest positieve maatschappelijke effecten. En ervoor te zorgen dat er op die locaties ook daadwerkelijk wordt gebouwd. Dat kan het beste door het heft in eigen hand te nemen met een vernieuwend typisch Nederlands model voor betaalbaar en inclusief wonen.

Een nieuw Stadhuisplein

Eindhoven – als centrumstad van Brainport – is het natuurlijk aan haar stand verplicht op het centrale plein een hoge stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit te realiseren. Stedelijke kwaliteit kun je echter niet afmeten aan de hoogte van gebouwen. Tegelijkertijd is hoogte niet iets arbitrairs. En ook niet te versimpelen tot: doe maar net zo hoog als de kerktoren of de stadhuistoren en dan komt het wel goed.
Het is – hier zeker- alles wegende – vooral een kans. Het is daarom veel zinvoller te focussen op het realiseren van het dringend benodigde programma binnen een onderscheidende samenhangende ruimtelijke kwaliteit. Identiteit is daarbij heel belangrijk. Dat is geen gemakkelijke opgave. Zo sprak Eugene Franken op 18 mei de gemeenteraad van Eindhoven toe namens EHVXL . Bekijk de Video hieronder.

Hij gaf onder andere advies over het beter inrichten van samenspraak bij bouwprojecten: Is het niet veel beter om wat minder luidruchtige ondervertegenwoordigde belangen die de grote meerderheid aan positieve constructieve creatieve – jeugdige? – energie uit onze stad vertegenwoordigen er bij te betrekken. Die nu eens geen doublures zijn, maar fris, pluriform, gericht op de toekomst en andere invalshoeken meebrengen.

Een Boek over Kasteel Geldrop

In 2002 raakte ir. Eugene Franken als vrijwilliger betrokken bij de restauratie en nieuwbouw op landgoed Kasteel Geldrop. Sinds 2006 is hij secretaris van de Stichting Landgoed Kasteel Geldrop. Hij publiceerde eerder een boekje over Hubertus Paulus Hoevenaar, Heer van Geldrop (1814-1886) en schreef diverse artikelen over ruimtelijke ordening en architectuur. Voor dit boek, einde 2016 uitgegeven ter gelegenheid van het 400-jarig bestaan van het landgoed verzamelde hij jarenlang gegevens uit archieven en digitaliseerde het nog niet eerder vertaalde dagboek van Ophovius, bisschop van Den Bosch.

In de 19e eeuw speelt de familie Hoevenaar midden in de hectiek van de industriële revolutie een prominente rol en zal uiteindelijk in Nederlands-Indië als suikerfabrikant fortuin te vergaren. Die (opnieuw) verworven welstand stelt Hubertus Paulus Hoevenaar, als hij zo rond 1870 definitief terugkeert vanuit Java naar Nederland, in staat om kasteel Geldrop, dat hij in 1843 erft van zijn tante Sara, te transformeren tot een luxueus buiten. Bijvoorbeeld de landschapstuin is toen aangelegd.

Uit brieven en nog niet eerder vertaalde dagboeken blijken interessante verbindingen tussen Kasteel Geldrop en roemruchte politici, kunstenaars en leden van de koninklijke familie. Zo komt u de schilder Rubens tegen in de beschrijving van het dagelijks leven van de gevluchte bisschop Ophovius, die in Kasteel Geldrop zijn zetel had na de inname van ’s-Hertogenbosch door stedendwinger Frederik Hendrik van Oranje.

Ook over de markante bewoner Hubertus Paulus Hoevenaar is veel te vertellen. Als verarmd lid van een voorname familie maakte hij een avontuurlijke tocht naar de Oost. Met zijn technische kennis, zakelijk instinct en het lucratieve contract van koning Willem I op zak, maakte hij snel carrière en vergaarde hij zijn vermogen. Van hem heeft het kasteel zijn huidige vorm gekregen. Later trouwde dochter Arnaudina Hoevenaar met de burgemeester van Voorburg Henri van Tuyll van Serooskerken en hun nazaten bleven tot 1974 op het kasteel wonen.

Het boek is hier te koop en in de landgoedwinkel van Kasteel Geldrop

Geldrop, denk niet ad hoc maar denk na

Het moet nú gebeuren. Nu moet er in Geldrop nagedacht worden over hóe het dorp met de stadse allures zich wil ontwikkelen. En daarbij kan het kasteel-gebied een belangrijke rol spelen schrijft het Eindhovens Dagblad

Landgoed Kasteel Geldrop kan veel meer betrokken worden bij ontwikkeling van het centrum van Geldrop. Op de achtergrond de oranjerie van het kasteel. © Jean Pierre Reijnen/DCI Media

Bijna 8 miljoen euro van het Rijk plus bijna 8 miljoen euro van de gemeente komen beschikbaar om de bouw van 800 woningen in en rond het centrum van Geldrop mogelijk te maken. Een gouden kans voor het gemeentebestuur om nu eens écht door te praten over het bredere plaatje. Dit is het moment om een keuze te maken.

Bepaal nou eerst eens wat je wil met Geldrop. Wat je identiteit is.

Is Geldrop een dorp waarin groen de drager is, met een met de tijd mee bewegend modern landgoed? Een dorp met een levend industrieel verleden, maar gericht op Brainport en gezondheid? Of is de definitie van het centrum van Geldrop: veel woningen en veel parkeerplaatsen bij het winkelcentrum en de horeca”. 

Kasteel en park kunnen een veel grotere toegevoegde waarde hebben.  Bijvoorbeeld door het kasteelpark richting centrum te trekken en de Hofstraat door richting kasteel. Ook kan het landgoed een regionale trekker worden op het gebied van natuur-educatie. ,,Tenslotte heeft niet ieder dorp zo’n landgoed”.  

Het Fallschirmjägergewehr

Onlangs verkreeg het Nationaal Militair Museum te Soesterberg uit een in beslag genomen illegale collectie een zeer zeldzaam FG42 Fallschirmjägergewehr.

Van jongs af aan ben ben ik al gefascineerd door duitse hoogwaardige innovatieve wapens die tijdens de tweede wereldoorlog werden ontwikkeld. Even los van de omstandigheden bij de totstandkoming ervan, laat de ontwikkeling van die wapens een ongekende explosie aan creativiteit en vakmanschap zien. Het schiere aantal innovatieve systemen en de -met name- naoorlogse impact ervan is nauwelijks te overschatten. En dan gaat het zeker niet alleen om de overbekende rakettechnologie van Werner von Braun die ons op de maan bracht. Overigens is alleen al het aantal types extreme raketvliegtuigjes niet te bevatten. Een aanrader voor de liefhebber is een fascinerend museumpje in een achteraf hangar op het enorme Berlijn-Gatow militaire vliegveldcomplex waar ze allemaal staan opgesteld. Met duitse gründlichkeit gerestaureerd uiteraard, maar dat terzijde.

Ook het type XXI elektrische onderzeeër, waarvan in Bremerhafen het enige overgebleven exemplaar nog te bewonderen is, is niet te versmaden. Nooit in de vaart genomen maar zijn tijd zo ver vooruit dat tot diep in de 20e eeuw de duikboot-techniek van de moderne westerse marine er op geënt was. Verder mag het Sturmgewehr – de term is zoals gebruikelijk in deze dossiers onversneden branding – niet ongenoemd blijven. De Schmeisser, zoals hij oorspronkelijk naar zijn ontwerper heette, is het allereerste in massa geproduceerde aanvalsgeweer. De ervan afgekeken, u waarschijnlijk veel bekender in de oren klinkende, Kalashnikov / AK47 kwam pas veel later tot stand zoals het getal 47 al doet vermoeden.

Achteraf kan je over al die innovaties makkelijk concluderen: Het was allemaal te weinig, het werd te laat in gang gezet, de krachten veel te veel versnipperd, de producten veelal complex, met onvoldoende beschikbare middelen en onvoldoende productie om de krijgskansen te doen keren. Die analyse doet me wel eens denken aan hoe het nu toegaat in de industrialisatie van de bouw. De casus van de totstandkoming van het parachutisten-geweer FG42 lijkt mij aangewezen dat te illustreren.

Na een eigenmachtige aanval van de Luftwaffe op Kreta met zeer hoge verliezen van parachutisten besloot dit legeronderdeel een nieuw geweer te ontwikkelen dat een parachutist wel tijdens zijn sprong mee kon nemen. Het toentertijd gebruikte duitse parachutestelsel zorgde er namelijk voor dat de parachutist op zijn knieën landde en dan in een voorwaartse rol terechtkwam. Daardoor was het niet mogelijk om al te grote of zware wapens mee te nemen. Dus sprongen duitse parachutisten, slechts gewapend met een pistool een paar handgranaten. Alvorens het gevecht aan te kunnen gaan moesten ze na hun koprol eerst nog even op zoek naar hun in containers gedropte wapens. Dat bij elkaar bleek in de praktijk toch wat onhandig.

Ziet u de paralel? Een hele keten werkt niet. Een systeem werkt niet. Maar dat wordt allemaal niet aangepakt. Nee, men zoekt de oplossing in het op eigen houtje ontwikkelen van een nieuw product. Wel een indrukwekkend product, dat moet gezegd. Hoe ontstond nu het meest innovatieve geweer van WOII? Nou gewoon, je schrijft een prijsvraag uit met een programma van eisen dat vraagt om het schaap met de vijf poten. Waar kennen we dat van? Het leuke is, daar komen de techneuten natuurlijk nog uit ook. Enerzijds door regels creatief te interpreteren maar vooral ook door de inzet van vakmanschap op het scherpst van de snede. Oh ja, de winnende fabriek heeft helaas geen productiecapaciteit, gebruikt te veel schaarse grondstoffen, de productie is tijdrovend en opeenvolgende types zijn niet (backwards) compatible. Zeldzaam dus. Maar geen gamechanger.

Laat de plint niet aan het toeval over

Een actieve, gevarieerde plint is cruciaal voor de ontwikkeling van een aantrekkelijke stad. Daarbij mag ook een langere opbrengst voor de projectontwikkelaar geen taboe zijn, betoogt Eugène Franken.
markt in Zutphen

De onderste laag van bouwwerken, het deel dat je als voetganger op straat het beste ziet, staat volop in de belangstelling. Men noemt de stad op ooghoogte ook wel de plint. Bij stedelijke vernieuwing is vooral een actieve plint zeer begeerd. Men droomt dan van een langgerekt veelkleurig lint gevuld met aantrekkelijke economische en maatschappelijke voorzieningen, die liefst afgewisseld met bijzonder wonen en werken zorgen voor levendigheid en reuring.
Een actieve plint, die in hoog stedelijke gebieden bij voorkeur over meer verdiepingen dynamisch door gebouwen beweegt, draagt bij aan het goed functioneren van straten en pleinen. Zo’n plint werkt namelijk als verlengde van de openbare ruimte. Hij moet daarvoor wel beschikken over genereuze verdiepingshoogtes, die georiënteerd zijn naar de openbare ruimte, veel ingangen hebben en zich visueel onderscheiden van bovenliggende gebouwen. De bonus is een gebied met een unieke identiteit.

Ruimtelijke strategie

Het activeren van de plint is een aanlokkelijke ruimtelijke strategie omdat de kwaliteit van de leefomgeving nu eenmaal sterk afhankelijk is van voorzieningen en levendigheid. Volgens het Centraal Plan Bureau zien huishoudens een gevarieerd aanbod van hoogwaardige goederen en diensten als een van de belangrijkste argumenten om te kiezen voor een stad. Een aangename en aantrekkelijke openbare ruimte is dus erg belangrijk als je een vitale stad wilt zijn en blijven. Juist dat trekt nieuwe bewoners en bezoekers. En gebieden waar al veel mensen komen, trekken als vanzelf weer andere mensen aan. Mensen willen immers kijken en bekeken worden, elkaar tegenkomen en ontmoeten.
Maar het vullen van al die plinten met aantrekkelijke functies is niet eenvoudig. Er is op erg veel plekken een programma nodig. Hoe krijg je dat voor elkaar? Men worstelt daarmee wat af. Het valt niet mee om naast winkels voor dagelijkse boodschappen onderscheidende, vaak schaarse, meestal niet even liquide, barista’s, ateliers, werkplaatsen, makerspaces, ambachtslieden, bloemisten, cafébazen, creatieve industriëlen, yogastudio’s en fysiotherapeuten te vinden, om eens wat afvultrends te benoemen.
En als je ze eenmaal gevonden hebt, hoe houd je dan de regie, hoe garandeer je op lange termijn een samenhangende invulling?

Lagere opbrengst

Een onderbelicht alternatief hiervoor is het idee om eigendom, beheer en invulling van plinten onder te brengen bij een speciaal opgerichte plinten-organisatie. Dit kan een bedrijf of stichting zijn of een publiek-private samenwerking die vrij indeelbare plintruimte beschikbaar stelt voor een grote variëteit aan gebruiksmogelijkheden. De plintenorganisatie verzorgt de uitgifte en programmering in het gehele plangebied en kan daardoor in voorkomende gevallen genoegen nemen met een lagere opbrengst ten bate van het maatschappelijk belang. En niet onbelangrijk: functioneert als een marktmeester die gebruikers met elkaar verbindt, inspeelt op trends en nieuwe concepten.

zuidas

Zuidas wordt Amsterdam @X

Amsterdam @X Met deze naam heeft Eugène Franken de ideeën-wedstrijd gewonnen om een wervende internationale naam te bedenken voor de Zuidas.

Elke stad heeft zo zijn locaties waar zaken gedaan worden. In Amsterdam heet deze plek tegenwoordig de Zuidas. Zakendistricten dragen opvallend vaak een naam met een geografische aanduiding, zo ook in Amsterdam. Echter vertaald naar het Engels klinkt “South Axis” nu niet bepaald uitnodigend. Vandaar de opdracht een verbeterde naam te bedenken.

Zou je het wel veranderen dacht ik eerst, het is bepaald niet zonder risico een danig ingeburgerde naam te wijzigen. Je kan het ook als geuzennaam zien. De bestaande kracht gebruiken. Aan de andere kant biedt vernieuwing natuurlijk ook aanlokkelijke en desruptieve vergezichten.

Waarom benoemen we de Zuidas niet als “Eindhoven-Noord”? Het economisch zwaartepunt van Nederland is toch al tijden naar het zuiden aan het verschuiven. Het is slechts een kwestie van tijd voordat die nieuwe realiteit ook in ruimtelijke zin in de hoofdstad gaat landen.
In een cirkel van 150 km om Eindhoven heen zie je het enorme economische potentieel van een achterland met de focus op Europa. Heel anders dan een cirkel van 150 km om Amsterdam heen. De helft valt sowieso al in het water.
Maar vermoedelijk is een dergelijke reset is nu nog te provocatief om door het randstedelijke ego te laten verteren. Hoe louterend het ook zou zijn, aan een dergelijke graad van zelfreflectie is men waarschijnlijk nog niet toe. Met geringe winstkansen tot gevolg.

Vandaar dat ik mijn aandacht richtte op een andere merkwaardigheid in de naam Zuidas, Want waar vindt deze naam nu eigenlijk zijn oorsprong? Nou, in het stedenbouwkundig plan voor Amsterdam-Zuid van de architect Berlage. Daar komt namelijk een prachtige laan in voor die later de Minervalaan is gaan heten. Die laan eindigend op het Zuiderstation is de zogenaamde ‘Noord-Zuid-as’ in dat plan. Rond 1980 kreeg de verdere ontwikkeling van het gebied ten zuiden van dit station hierop geïnspireerd de werktitel Zuidas mee. De rest is geschiedenis.
Het gekke is alleen, dat als je aan de Zuidas denkt, je eerder de snelweg A10 en de wegen die parallel daaraan door het gebied lopen als definiërende richting ziet. De Noord-Zuid-as, de Minervalaan uit het plan Berlage staat daar loodrecht op en ligt nota bene buiten het gebied. De vlag dekt dus de lading niet. De Zuidas pronkt met andermans veren. Het blijkt een verweesd gebied wanhopig op zoek naar haar ware identiteit. Als dat conclusie is, het punt waar we zijn aanbeland. dan is de beste naam voorlopig die van ex-as, daar op x, bij x, @X, Amsterdam @X.

Plan Zuid van Berlage met de historische Noord-Zuidas, bij B het Zuiderstation

Soms moet je als landgoedbestuur het voortouw nemen

Bijvoorbeeld als een unieke gezamenlijke toekomst van dorp en landgoed voor het grijpen ligt, maar nog een strategisch zetje in de rug behoeft.

Kun je de toekomst van het centrum van Geldrop – of welk dorp dan ook – sturen en regie voeren over de markt zonder eerst een idee te vormen over wat je eigenlijk wil zijn?

Het is niet voldoende slechts te benoemen dat de gemeente Geldrop-Mierlo mooie uitgangspunten / iconen heeft. En vervolgens bestemmingsplannen te gaan maken voor deelgebieden. Er moet eerst een integraal gebiedskader worden vastgesteld hoe je die uitgangspunten en iconen het beste kunt benutten. En daarnaast een gebiedsontwikkelingsproces worden ingericht om dit samen met stakeholders te realiseren.

Het was voor bestuur van stichting Landgoed Kasteel Geldrop aanleiding een brief te schrijven aan de Gemeenteraad van Geldrop-Mierlo:

Landgoed Kasteel Geldrop,, Het Landgoed dat prikkelt

In de oude keuken van Kasteel Geldrop

Eugene Franken secretaris Stichting landgoed kasteel Geldrop

Geldrop worstelt al een tijdje met haar centrum. Terwijl het tegelijkertijd een Troefkaart in handen heeft : namelijke Een historische buitenplaats midden in het dorpshart, een Groene Long in een verstedelijkte omgeving. Een modern functionerend landgoed.
Het is zaak die Karakteristiek te benutten. Die troefkaart uit te spelen. Het dorpcentrum is belangrijk, het doet er toe hoe dat er uit ziet. Zeker gezien de landelijke trend naar regionalisatie en specialisatie van dorpscentra, is er gewoonweg geen ruimte meer voor middelmatigheid.

Landgoed Kasteel Geldrop is uniek. Met zijn Kasteel, tuinen, Hospitality en evenementen. Maar de verbinding tussen dorp en landgoed is niet optimaal en in het dorp spelen ook allerlei problematieken met verkeer, parkeren, toegankelijkheid en aantrekkelijkheid. Er is veel aan synergie te winnen 1 plus 1 is 3.

Bovendien Wie niet innoveert verdwijnt.

Het centrale idee voor de toekomst is het kasteelpark integraal met het dorp te verbinden. Niet alleen ter plekke van het centrum maar rondom de contour met het hele dorp, gebieds-breed. Waarbij de Uitkomst geen vast eindbeeld is maar een levende dynamische structuur. Met Uitvoering in fases, Denken op lange termijn. Vooral geen dingen onmogelijk maken en initiatieven van ondernemers en burgers centraal stellen (en die van goedwillende gemotiveerde landgoedbestuurders)